Rechtszaak tegen Raad van Beheer om zieke rashonden

Rechtszaak tegen Raad van Beheer om zieke rashonden

Nieuws: Rechtszaak tegen Raad van Beheer om zieke rashonden

Dier&Recht daagt op 30 april 2025 de Raad van Beheer voor de rechter vanwege het verstrekken van stambomen aan zieke en illegaal gefokte rashonden.

Vijftien jaar na de spraakmakende Zembla-uitzending “Einde van de rashond” blijkt de gezondheid van rashonden in Nederland nog steeds ernstig tekort te schieten. Rashonden worden traditioneel gefokt op uiterlijke schoonheidseisen in plaats van op gezondheid, wat geleid heeft tot schadelijke kenmerken:

  • Platte snuiten veroorzaken ademhalingsproblemen;
  • Overdreven kleine schedels leiden tot chronische hoofdpijn;
  • Gewrichtsproblemen komen frequent voor.

Veel van deze aandoeningen zijn erfelijk, en steeds meer rashonden krijgen te maken met ernstige ziektes zoals kanker en epilepsie. Hoewel naar aanleiding van Zembla’s onderzoek in 2010 nieuwe wetgeving werd ingevoerd om het welzijn van rashonden te verbeteren, is de situatie anno 2025 nauwelijks veranderd. Sterker nog, “er is niks verbeterd”: Rashonden met stamboom vertonen nog steeds dezelfde schadelijke uiterlijke kenmerken en een hoge kans op erfelijke aandoeningen, en bij veel rassen is de inteelt zelfs verder toegenomen.

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van deze problematiek en wat is de rol van de Raad van Beheer? En hoe zit het met de gezondheidseffecten per ras en wat zijn mogelijke alternatieven om het welzijn van gezelschapsdieren te verbeteren?

Rol van de Raad van Beheer in de rashondenfokkerij

De Raad van Beheer op Kynologisch Gebied (RvB) is de overkoepelende organisatie voor rashondenfokkers in Nederland en heeft als enige het recht om stambomen (afstammingspapieren) uit te geven. Deze monopolypositie brengt een verantwoordelijkheid met zich mee, maar volgens critici botst het verdienmodel van de RvB met de noodzaak van streng gezondheidsbeleid. Hier volgen de belangrijkste kritiekpunten op de RvB en haar rol in het stamboekfokken:

  • Stambomen ondanks erfelijke ziektes:
    De Raad van Beheer geeft nog steeds stambomen aan pups die afkomstig zijn van ouderdieren met bekende erfelijke aandoeningen. Zo worden er bijvoorbeeld stambomen verstrekt aan nakomelingen van honden met heup- of elleboogdysplasie en zelfs aan vermoedelijke of bewezen dragers van epilepsie. Dergelijke pups hebben zelf een grote kans op pijnlijke gewrichtsproblemen of slopende epilepsieaanvallen gedurende hun leven.
  • Kortsnuitige (“brachycefale”) honden met stamboom:
    Ook rashonden met extreem korte snuiten, waaronder Boxers, Franse buldoggen en Pekineesje, krijgen moeiteloos een officiële stamboom van de RvB. Dit is opmerkelijk, want sinds 2019 geldt er een fokverbod voor honden die niet voldoen aan bepaalde minimum snuitlengte en open neusgaten (hierover meer in de juridische sectie). Tot eind 2024 hanteerde de RvB een verplichte ademhalingstest voor kortsnuitige rassen, maar inmiddels hoeven fokkers alleen online te verklaren dat ze aan de wet voldoen. Er is geen controle door de RvB of de ouderdieren daadwerkelijk open neusgaten hebben en een voldoende lange snuit, waardoor in de praktijk nog altijd rashonden met te korte snuit illegaal gefokt worden maar toch een stamboom ontvangen. Kopers worden zo misleid te denken dat een stamboomhond per definitie “gezond” is, terwijl het tegendeel waar kan zijn.
  • Wettelijke eisen genegeerd:
    Uit onderzoek van Zembla bleek dat de fokreglementen van ten minste 25 rasverenigingen niet voldeden aan de wettelijke gezondheidsregels. Deze reglementen lieten toe dat er gefokt werd met honden die erfelijke afwijkingen hebben (zij het in milde vorm), zoals lichte heup- of elleboogdysplasie of andere aandoeningen. Zembla ontdekte bovendien dat de RvB als overkoepelende stamboomorganisatie om dezelfde reden ruimte biedt om met genetisch belaste honden te blijven fokken. De motivatie hierachter is dat fokkers vrezen anders te weinig geschikte dieren over te houden om mee te fokken, met andere woorden: sluit je alle dragers van ziektes uit, dan wordt de populatie zo klein dat inteelt toeneemt en het ras in gevaar komt. Hoewel geneticus Hille Fieten en anderen erkennen dat de genetische diversiteit een uitdaging is, keuren zij deze praktijk af: nu worden bewust zieke dieren ingezet en erfelijke gebreken doorgegeven onder het mom van rasbehoud. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) noemt het “zeer ernstig” dat de RvB en rasverenigingen de wet negeren en zo het fokken met zieke dieren blijven faciliteren.

Kortom, de Raad van Beheer ligt onder vuur omdat zij – ondanks wettelijke verboden en ethische bezwaren – rashondenfokkers blijft ondersteunen in het streven naar raszuiverheid boven gezondheid. Doordat de RvB stambomen blijft afgeven voor dieren met erfelijke aandoeningen of extreme uiterlijke kenmerken, draagt zij bij aan het in stand houden van ziekelijke rassen en het misleiden van hondenkopers. Pogingen van critici om binnen de rashondenwereld verandering te weeg te brengen (bijvoorbeeld via rasverenigingen) stuiten vaak op weerstand, waardoor nu externe druk nodig lijkt om de RvB tot actie te dwingen.

Juridische aspecten: wetgeving en rechtszaken

Wetgeving ter bescherming van rashonden:
In Nederland is sinds 2014 de Wet dieren van kracht, met in het Besluit houders van dieren expliciete artikelen die het fokken van dieren met schadelijke kenmerken verbieden. Zo stelt artikel 3.4 dat het verboden is te fokken op een manier “waardoor het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen worden benadeeld”. Dit betekent in de praktijk dat er enkel met gezonde honden gefokt mag worden, om te voorkomen dat erfelijke afwijkingen en ziekten aan het nageslacht worden doorgegeven. Ook mildere gradaties van erfelijke aandoeningen (bijvoorbeeld lichte dysplasie) vallen onder dit verbod. Daarnaast is het fokken van gezelschapsdieren met extreme uiterlijke kenmerken die hun welzijn aantasten niet toegestaan. Concreet zijn in 2019 specifieke criteria vastgesteld voor kortsnuitige honden: de snuit moet ten minste één derde (en in sommige gevallen de helft) van de koplengte beslaan, de neusgaten moeten voldoende open zijn en in rust mag de hond geen abnormaal snurkende ademhaling hebben. Honden die niet aan alle criteria voldoen, mogen officieel niet ingezet worden voor de fok. Deze regels zijn bedoeld om te voorkomen dat doorgefokte typen (zoals Mopshonden, Franse buldoggen, Engelse buldoggen en Pekinezen) nog langer geboren worden met lichamelijke gebreken die hen bij voorbaat levenslang laten lijden.

Transparantie naar kopers van pups belangrijk: leg uit dat een stamboom géén garantie voor gezondheid is en dat lidmaatschap van een rasvereniging niet per se betekent dat de fokker het beste met de honden voor heeft.

Handhaving en toezicht: Hoewel de wetgeving duidelijk is, liet de handhaving in de eerste jaren te wensen over. Tussen 2014 en 2019 werd het fokverbod op extreem kortsnuitige honden nauwelijks gecontroleerd, mede omdat handhavers zoals de NVWA niet over objectieve maatstaven beschikten om te bepalen wat “te kort” is. Pas in maart 2019 zijn door de overheid (in samenwerking met veterinaire experts van de Universiteit Utrecht) meetbare handhavingscriteria ingevoerd. Sindsdien kunnen inspecteurs met een simpele meting de snuitlengte, neusopening en oogvorm beoordelen om te zien of een fokker de wet overtreedt. Vanaf eind 2019 heeft de NVWA aangekondigd daadwerkelijk te zullen gaan handhaven: fokkers die toch doorgaan met verboden combinaties (bijv. twee extreem kortsnuitige ouderdieren paren) riskeren fokverboden en boetes. Uit recente gevallen blijkt dat dit geen loze dreiging is – zo is eind 2023 een fokker van Engelse buldoggen beboet wegens het fokken van pups met veel te korte snuiten.

Toch blijft grootschalig ingrijpen lastig. De NVWA bevestigde in 2025 tegenover Zembla dat veel fokreglementen en praktijken in strijd zijn met de wet, en kondigde aan “op te zullen treden”. Men legt de verantwoordelijkheid primair bij de fokkers zelf, maar door jarenlange gedoogsituatie is een cultuuromslag nodig. De RvB zegt in gesprek te zijn met de NVWA over oplossingen, maar op Zembla’s vragen over haar eigen rol wilde de Raad van Beheer niet reageren. Mogelijk betekent dit dat strengere eisen van bovenaf moeten worden afgedwongen om verandering te bewerkstelligen.

Rechtszaken en juridische acties: Naast overheidsingrijpen via de NVWA, wordt de juridische druk ook door dierenbeschermingsorganisaties opgevoerd. Stichting Dier&Recht heeft begin 2025 een rechtszaak aangespannen tegen de Raad van Beheer wegens het blijven uitgeven van stambomen aan illegaal gefokte honden. Dier&Recht eist dat de RvB per direct stopt met het verstrekken van stambomen aan honden met te korte snuiten, omdat deze fokkerij in strijd is met de wet. Het is immers al jaren wettelijk verboden om te fokken met honden die bijvoorbeeld extreem korte snuiten of vrijwel gesloten neusgaten hebben. Toch kunnen fokkers die de regels negeren nog steeds – “vreemd genoeg” – een officiële stamboom kopen bij de RvB. Dit geeft mensen die een pup kopen onterecht het idee dat hun hond wel in orde zal zijn, terwijl veel van deze kortsnuitige rashonden juist hun leven lang zullen moeten kampen met benauwdheid en andere kwalen. Nog paradoxaler is dat honden die wél aan de nieuwe gezondheidscriteria voldoen (bijvoorbeeld kruisingen of niet-erkende rassen met een gezondere snuit) géén stamboom kunnen krijgen. Volgens Dier&Recht werkt het huidige systeem dus averechts: het beloont fokkers die ziekmakende uiterlijke kenmerken in stand houden en straft degenen die gezondere honden fokken.

De rechtszaak tegen de RvB dient eind april 2025. Dit is niet de eerste keer dat de rechterlijke macht betrokken wordt bij rashondenleed. Eerder heeft Dier&Recht ook aangedrongen op een fokverbod voor rassen als de Cavalier King Charles Spaniël en de Engelse bulldog, gezien bij deze rassen vrijwel alle dieren belast zijn met ernstige erfelijke aandoeningen. In het buitenland gebeurt dit eveneens: zo verbood een rechtbank in Noorwegen in 2022 het fokken van Cavalier King Charles Spaniëls en Engelse Bulldoggen, omdat er “geen gezonde exemplaren meer te vinden zijn”. Dergelijke uitspraken zetten druk op de fokkersgemeenschap om gezondheid zwaarder te laten wegen dan rasstandaard of winst. In Nederland heeft de minister van Landbouw in het verleden ook aangegeven dat “fokken op uiterlijke kenmerken ten koste van het dier” onacceptabel is. Met de combinatie van aangescherpte handhaving en juridische stappen lijkt nu – 15 jaar na “Einde van de rashond” – eindelijk een kantelpunt te naderen waarop regels niet langer vrijblijvend zijn, maar daadwerkelijk worden afgedwongen in het belang van het dierenwelzijn.

Rasspecifieke gezondheidsproblemen

Deskundigen stellen dat er nog maar weinig rashonden zijn zonder erfelijke aandoeningen of ziektes. Door generaties lang te fokken binnen een beperkte genenpool op specifieke (vaak extreme) uiterlijke kenmerken, kampen veel rassen met een hele waslijst aan gezondheidsproblemen. Hieronder worden enkele rassen en hun meest in het oog springende gezondheidsproblemen op een rij gezet. (Noot: dit is slechts een selectie – ook bij vele andere rassen bestaan serieuze erfelijke problemen, variërend van heupdysplasie bij grote herdershonden tot rugproblemen bij teckels.)

Veelvoorkomende gezondheidsproblemen:

  • Franse bulldog: 
    Door de brachycefale (kortschedelige) bouw lijdt dit ras aan chronische ademnood: bijna alle Franse bulldogs zijn continu benauwd door een veel te korte snuit en nauwe neusgaten. Vrijwel alle honden snurken of reutelen zelfs in rust door vernauwde luchtwegen. Daarnaast biedt de korte schedel te weinig ruimte voor een normaal gebit, wat leidt tot tand- en kiesproblemen en moeite met eten. De ondiepe oogkassen zorgen voor uitpuilende ogen die kwetsbaar zijn voor beschadiging en irritaties. Verder veroorzaakt de kenmerkende kurkentrekkervormige staart vaak aangeboren wervelafwijkingen, wat de kans op pijnlijke hernia's vergroot. Ook huidproblemen komen vaak voor door de overtollige huidplooien rond neus en staartbasis. Kortom, de Franse bulldog wordt genoemd als een van de ongezondste rassen – volgens Dier&Recht staat dit ras met stip op nummer 1 qua erfelijke aandoeningen. Raadpleeg deze pagina waar we verder in gaan op de ziektes van de Franse Bulldog. 
  • Boxer:
    Bij de boxer komen diverse ernstige aandoeningen veelvuldig voor. Vrijwel elke boxer heeft bijvoorbeeld een hartruis als gevolg van erfelijke hartafwijkingen, zoals aortastenose of pulmonalisstenose (vernauwingen van de grote hartvaten). Daarnaast lijden boxers relatief vaak aan cardiomyopathie (hartspierziekte); deze hartaandoeningen kunnen op jonge leeftijd plots fataal zijn. Ook rug- en zenuwziekten treffen de boxer: spondylose(vergroeide rugwervels) veroorzaakt een stijve, pijnlijke rug en de degeneratieve zenuwziekte myelopathie leidt tot verlamming van de achterhand, wat uiteindelijk euthanasie noodzakelijk maakt. Erfelijke epilepsie komt steeds vaker voor bij boxers, mede door een jarenlang gesloten fokbeleid binnen een kleine populatie. Ten slotte is de boxer extra gevoelig voor bepaalde vormen van kanker; kwaadaardige mastceltumoren en lymfeklierkanker komen bovengemiddeld vaak voor en zijn vaak dodelijk. Uit Brits onderzoek (O’Neill et al. 2023) bleek dat minstens 12% van de boxers uiteindelijk aan kanker overlijdt. Raadpleeg deze pagina waar we verder in gaan op de ziektes van de Boxer.
  • Pekinees (Pekingees):
    De pekinees is eveneens een extreem kortsnuitig ras en kampt daardoor levenslang met ademhalingsproblemen. De zeer korte en brede schedel zorgt voor chronische benauwdheid; deze hondjes snakken vaak continu naar lucht. Ook hier leidt de platte snuit tot gebitsproblemen en zelfs te weinig ruimte voor de tong, waardoor eten bemoeilijkt wordt en ontstekingen in de mondholte kunnen ontstaan. De uitpuilende ogen van de pekinees zijn berucht: oogafwijkingen zoals hoornvliesbeschadigingen, droge ogen (KCS) en entropion (naar binnen krullende oogleden) komen veel voor en kunnen onbehandeld tot blindheid leiden. Daarnaast brengt de extreem compacte lichaamsbouw reproductieproblemen met zich mee: Pekinees-pups kunnen door de disproportioneel grote kop vaak niet op natuurlijke wijze ter wereld komen. Keizersnedes zijn eerder regel dan uitzondering, omdat de pups niet door het bekken van de moederhond passen. Deze combinatie van ademnood, oogulcera en bevallingsproblemen maakt de pekinees tot een van de meest door fok geplaagde rassen. Raadpleeg deze pagina waar we verder in gaan op de ziektes van de Pekinees
  • Engelse bulldog:
    De Engelse bulldog staat symbool voor extreme raskenmerken en de bijbehorende lijdensdruk. Door de zeer korte neus en brachycefale schedel hebben bulldogs grote moeite met ademen – veel kunnen nauwelijks een korte inspanning leveren zonder te hijgen of instorten. Daarnaast is de staart van de bulldog vaak een zogenoemde ingegroeide (schroef)staart, waarbij afwijkende wervels voor huidproblemen en rugpijn zorgen. Vrijwel alle Engelse bulldogs lijden aan structurele problemen: zo hebben de meeste ernstige gewrichtsaandoeningen (heupdysplasie, knieproblemen), huidplooiontstekingen door hun vele rimpels, en ademhalingsobstructies. Hun kop is zo groot en bekken zo smal dat natuurlijke geboortes bijna niet mogelijk zijn – fokkers plannen routinematig keizersneden. Bovendien is de levensverwachting zeer laag; veel Bulldogs halen nog geen 8 jaar. Dit ras is in sommige landen inmiddels onderwerp van een fokverbod, omdat er in feite geen gezonde Engelse bulldogs meer bestaan. Raadpleeg deze pagina waar we verder in gaan op de ziektes van de Engelse Bulldog.
  • Cavalier King Charles Spaniël: 
    Bij de Cavalier is de genetische situatie zo ernstig dat dit ras vaak als voorbeeld wordt genoemd van waarom raszuiver fokken kan doorslaan. Cavaliers hebben bijna allemaal een erfelijke hartafwijking: mitralisklepdegeneratie (MKD), een aandoening van de hartklep die leidt tot hartfalen. Bij ongeveer 50% van de Cavaliers zijn tegen de leeftijd van 6 jaar al duidelijke hartproblemen geconstateerd. Daarnaast lijden vrijwel alle Cavaliers aan een afwijking van de schedel: een groot deel (naar schatting 95%+) heeft een zogenaamde chiari-achtige malformatie, waarbij de schedel te klein is voor de hersenen. Dit veroorzaakt vaak syringomyelie (met vloeistof gevulde holtes in het ruggenmerg), wat leidt tot ernstige aanvallen van hoofdpijn en nekpijn. Deze aandoening treedt vaak pas op latere leeftijd op, waardoor veel honden al zijn ingezet voor de fok voordat duidelijk wordt dat ze ziek zijn – zo blijft de aandoening in stand. De combinatie van vroege hartziekte en chronische hersenpijn maakt dat dierenartsen het fokken van Cavaliers steeds moeilijker kunnen verantwoorden. Raadpleeg deze pagina waar we verder in gaan op de ziektes van de Cavalier.

Zoals bovenstaande opsomming illustreert, is het leed niet beperkt tot één of twee rassen – tal van populaire rashonden kampen met erfelijke kwalen. In feite is “de rashond ziek”, zoals Zembla treffend concludeerde. Meer dan de helft van alle diagnosen die specialisten in klinieken bij rashonden stellen, heeft een erfelijke oorzaak. Sommige rassen hebben zoveel problemen dat het vanuit welzijnsoogpunt niet langer verantwoord lijkt om ermee door te fokken. Dit is een pijnlijke conclusie voor liefhebbers, fokkers en baasjes, en het roept de vraag op hoe wij als maatschappij verder moeten: blijven we bepaalde rassen koste wat kost in stand houden, of kiezen we voor het welzijn van de individuele hond boven het ras?

Alternatieven: naar een gezondere toekomst voor de hond

De huidige situatie dwingt tot het nadenken over alternatieven voor het houden en fokken van rashonden. Een echte dierenliefhebber zal immers het welzijn van de hond voorop stellen en niet per se vasthouden aan een zuiver rashondenideaal. Hieronder enkele mogelijkheden en initiatieven die bijdragen aan gezondere hondenpopulaties:

  • Adopteer een asielhond of kruising:
    In plaats van bij te dragen aan de vraag naar doorgefokte rashonden, kunnen toekomstige baasjes overwegen om een niet-rashond in huis te nemen. Dier&Recht adviseert nadrukkelijk: “Kies liever voor een niet-rashond, dus een bastaardhond of kruising.” Honden van gemengd ras hebben doorgaans een grotere genetische diversiteit, wat de kans op erfelijke aandoeningen verkleint. Ze zijn vaak minder ziek en leven gemiddeld langer dan vergelijkbare rashonden. Bovendien zitten er in Nederlandse dierenasielen veel lieve honden (jong en oud) te wachten op een nieuw thuis – daar eens rondkijken is een aanrader voordat men beslist een puppy bij een fokker te kopen. Het adopteren van een asielhond redt niet alleen een dier in nood, maar ontzegt ook brood aan fokkers die onverantwoorde combinaties voortzetten.
  • Fok op gezondheid, niet op uiterlijk – eventueel via outcross:
    Binnen de fokkerij zijn er manieren om de gezondheid van rassen te verbeteren zonder het welzijn van de honden in gevaar te brengen. Outcross is een methode waarbij bewust nieuw bloed in een ras wordt ingebracht door incidenteel met een ander ras te kruisen. Dit vergroot in één klap de genetische variatie en kan erfelijke aandoeningen terugdringen. Een inspirerend Nederlands voorbeeld is de Wetterhoun: dit Friese hondenras kampte met zo'n kleine genenpool (alle Wetterhounen waren familie van elkaar) dat nestjes steeds kleiner werden en veel dekkingen mislukten. Na jarenlang lobbyen mocht de rasvereniging – ondanks aanvankelijke weerstand van de Raad van Beheer – uiteindelijk onder strikte voorwaarden outcross-nesten fokken. In 2017 werden de eerste kruisingen geboren (bijvoorbeeld een Wetterhoun-teef met een Airedale Terriër-reu), waardoor de pups meteen ~50% verse genen inbrachten. Deze pups groeien op tot gezondere honden, en het experiment dient als voorbeeld voor andere rassen met inteeltproblemen. Ook bij kortsnuitige rassen wordt steeds vaker gepleit voor outcross. Sommige gepassioneerde fokkers in Nederland zijn al eigen wegen ingeslagen: zo besloot een Franse-bulldogfokker om de ongezonde rasstandaard los te laten en te kruisen voor langere snuiten. Haar eerste Franse bulldogs met een iets langere snuit en zelfs weer een normale staart zijn inmiddels gezond en wel geboren. De honden rennen en spelen zonder de vroegere ademnood, wat bewijst dat je een geliefd ras aanzienlijk kunt verbeteren door gerichte kruisingen en selectie op welzijn. Dergelijke outcross-programma's – al dan niet officieel gesteund – bieden perspectief om raskenmerken minder extreem te maken en erfelijke kwalen uit te sluiten.
  • Verantwoordelijke fokkerij binnen bestaande rassen:
    Naast outcrossen kan er binnen de rasfokkerij zelf ook veel verbeterd worden door andere prioriteiten te stellen. Fokkers die toch met rashonden verder willen, zouden strenge gezondheidstesten en DNA-screenings moeten omarmen en boven alles moeten vermijden te fokken met dieren die lijden onder hun uiterlijk of erfelijke aandoeningen. Het bewaken van inteelt-coëfficiënten is cruciaal: liever een iets minder ‘typische’ hond met lagere verwantschap, dan een kampioenshond die nauwer verwant is en ziektes doorgeeft. Ook zou men rasstandaarden moeten herzien in overleg met veterinair genetici, zodat extreme kenmerken worden gematigd. Tenslotte is transparantie naar kopers van pups belangrijk: leg uit dat een stamboom géén garantie voor gezondheid is en dat lidmaatschap van een rasvereniging niet per se betekent dat de fokker het beste met de honden voor heeft. Door kopers beter te informeren kan de vraag naar gezonder gefokte honden groeien.

Conclusie

Het contrast kan bijna niet groter: waar rashonden idealiter het toonbeeld van trots en voorspoed zouden moeten zijn, kampen velen in werkelijkheid met een leven vol medische ellende. Vijftien jaar na de eerste alarmerende berichten is duidelijk geworden dat zelfregulering door de rashondenwereld onvoldoende heeft uitgehaald – integendeel, op veel fronten stagneerde of verslechterde de situatie. Toch gloort er hoop aan de horizon. Met strengere wetten, een wakkerdere controle-instantie en druk vanuit zowel media, wetenschap als dierenorganisaties, staat de sector op het punt de gezondheid van de hond niet langer te kunnen negeren.

Een omslag vergt inzet van alle betrokkenen: rasverenigingen en de Raad van Beheer zullen gezondheid centraal moeten stellen en bereid moeten zijn tradities (zoals gesloten stamboeken en uiterlijke extremen) los te laten. Tegelijkertijd hebben hondenkopers een sleutel in handen door simpelweg geen pup meer te willen “omdat hij zo schattig is” ten koste van zijn welzijn. Zoals een dierenarts het verwoordde: “Ik zou geen rashond willen zijn” – met het risico op benauwdheid, hoofdpijn en pijnlijke gewrichten vanaf de geboorte. Laat dit besef doordringen en leiden tot andere keuzes. Door te kiezen voor gezonder gefokte honden, kruisingen of adoptiehonden en door fokkers te steunen die het welzijn vooropzetten, kunnen we ervoor zorgen dat toekomstige generaties honden weer met recht onze trouwe, blije metgezellen kunnen zijn – in plaats van slachtoffers van onze esthetische dwaasheden.

Bronnen:

Zembla (BNNVARA) onderzoeksartikelen en uitzending “Einde van de rashond: 15 jaar later” (2025); Dier&Recht rapportages en campagnes (2010-2025); Fokreglementen rashonden in strijd met wet uit Wet dieren en Besluit houders van dieren; Veterinaire experts van Universiteit Utrecht bnnvara.nl en NVWA-inspectieresultaten bnnvara.nl. Deze bronnen onderstrepen allen de noodzaak van een radicale verbetering in de fokkerijpraktijken om onnodig dierenleed bij rashonden te beëindigen. Inlegfoto black17bg via Pixabay